Tuesday, September 13, 2016

Wie is die oude man in de spiegel?


Ik kijk in de spiegel en zie hoe daar een oude man in beeld probeert te komen. Soms kijk ik onverwacht, nog vóór ik mijn gezicht in de plooi heb kunnen trekken, en dan is ie daar al. Ik zie de lijnen langs mijn mond steeds dieper worden. Mijn wenkbrauwen en oogleden zakken. Bij het tandenpoetsen merk ik hoe mijn tanden steeds langer worden doordat het tandvlees terugwijkt. Ik kan het niet meer zo goed zien, zonder leesbril. 
 
Leesbrillen heb ik overal in huis klaarliggen. Wel een stuk of tien, in mijn kleine woning. En ook in mijn jas, mijn tas en mijn toilettas voor onderweg. En dan nog zit ik soms te knijpen met mijn ogen. Want ik ben er eigenlijk ook na tien jaar nog niet aan gewend. Mijn ogen waren altijd haarscherp, als een havik.
Soms bekruipt mij angst. Vooral als ik besef dat dit een onomkeerbaar proces is. Niets iets dat ooit weer terugveert, als een tijdelijke ervaring. Dit is permanent, eenrichtingsverkeer. En het houdt pas op als ik sterf.Ik krijg sinds kort ook een oude huid op nieuwe plekken. De binnenkant van mijn polsen, bijvoorbeeld, of de bovenkant van mijn knieën. Daar schrik ik van.

In mijn ene hand heb ik kalk in mijn peesschedes. Harde knobbels in de handpalm. Laatst zei de dokter dat het ook in mijn andere hand zit, maar ik voelde het zelf nog niet. Gisteren merkte ik daar voor het eerst een klein knobbeltje. Ik merk dat mijn metabolisme vertraagt. Ik begin meer van suiker te houden. Ik kom makkelijker aan en val moeilijker af. 

Ik loop elke dag hard en ik doe push ups en pull ups. Ik doe langer over hetzelfde traject, maar mijn kracht aan de rekstok neemt nog wel toe. Dat schept weer moed. Ook op seksueel gebied verandert er iets. Het gaat heel langzaam, o zo geleidelijk. Minder libido, minder testosteron, niet meer zo gretig. Ik word gevoeliger voor geurtjes. Op aanraden van mijn kinderen ben ik weer deodorant gaan gebruiken. Ik ben dankbaar voor hun feedback, want ik weet hoe oude mannen ruiken. Niet lekker. Niet fris.

Ik troost me met het idee dat vrouwen vergevingsgezinder zijn als het gaat over fysieke aantrekkelijkheid, maar weet niet zo zeker of dat idee wel klopt. Om me heen is duidelijk dat ook andere mensen die oude man uit mijn spiegel zien. Ik word soms beschreven als 'die oudere heer' en bijna altijd aangesproken met meneer en u, ook als ik aangeef dat ik wel getutoyeerd mag worden. Voorheen drong ik dan soms opnieuw aan - zeg maar je, hoor - maar sinds kort laat ik het zo. En als een jonge blom dan eens jij zegt, voel ik me gestreeld. Hoe ouder hoe gekker.


Thursday, September 1, 2016

Een man van 64


Ik ben een blanke man van 64, geboren in Nijmegen zeven jaar na de oorlog. Ik ben de oudste van zeven zonen, maar één broertje overleed al op jonge leeftijd dus we waren met zes jongens. Ik ben opgegroeid in Beverwijk. Op mijn zevende werd mijn vader daar hoofd van een lagere school. Wij woonden in de ambtwoning van het schoolhoofd, grenzend aan het terrein van de bisschoppelijke kweekschool, een opleiding voor onderwijzers. In ons gezin was vaders gezag onaantastbaar. Er lag veel nadruk op schoolresultaten. Goed je best doen was erg belangrijk. Op school en in de kerk.
 
Mijn ouders waren streng katholiek. In onze hele familie werd de kerk erg serieus genomen. Wij geloofden heilig in Onze Lieve Heer en de Maagd Maria, in goed en kwaad en in de macht van de duivel. Vijf van mijn veertien ooms en tantes waren pater of zuster. De sterren waren twee oudere broers van mijn vader, beiden missionaris in Afrika, Witte Paters. Ik werd misdienaar en ben later zelfs twee jaar naar een internaat gegaan, een kleinseminarie van diezelfde Witte Paters. Ik zat daar op het gymnasium toen in 1968 de grote omwenteling plaatsgreep. Mijn wereld stond op z'n kop; ineens werd alles anders. Mijn ouders begrepen er niets van; voor hen was deze ontwikkeling alleen maar negatief. Vanaf dat moment heb ik mijn eigen weg gezocht.
Via een lange omweg vond ik die uiteindelijk in de communicatie. Eerst in de PR en de voorlichting voor enkele grote bedrijven. Later in audiovisuele producties en als zelfstandige tekstschrijver.

Ik ben in 40 jaar tweemaal getrouwd geweest en ik ben de gelukkige vader van een dochter en een zoon. Sinds vier jaar ben ik ook opa van twee bijzonder levendige kleinzonen. Samen met mijn dochter heb ik een tekstbureau dat ook adviezen geeft en schrijftrainingen aanbiedt. Met mijn geliefde Sabine heb ik al negen jaar een lala relatie: living apart, lange afstand. Sabine woont in Beieren en reist veel. Ik heb ook flink gereisd, maar ben nu het liefste thuis in Amsterdam-Zuid.
Van 2001 tot 2007 heb ik een opleiding tot persoonlijke coach gevolgd aan de School voor Zijnsoriëntatie in Utrecht. Maar mijn coaching praktijk kwam niet echt van de grond. Daarom ben ik maar liever tekstschrijver gebleven. Sinds 2004 leid ik interculturele dialogen in Amsterdam, als vrijwilliger. Dialogen brengen mensen met allerlei achtergronden in gesprek met elkaar. De laatste jaren heb ik mij ontwikkeld tot een verbindingsjunkie. Ik geniet ervan om met iemand op dezelfde golflengte te resoneren. Sporten doe ik bijna dagelijks, mediteren ook. Ik lees, denk en praat graag en ik houd meer van films dan van theater of muziek. Ik ben sociaal vaardig, maar ook graag alleen.

De werktitel van mijn boek boek over ouder worden was 'De Medior'. Ik hoorde het woord medior voor 't eerst van een marketing medewerker bij een bank. Zij had het over een vitale senior citizen, tussen 55 en circa 70 jaar. Van leesbril tot rollator zeg maar. Het woord medior is bij mij blijven hangen. Wij medioren zijn een interessante groep. Niet langer jong, niet meer zo hups. Maar nog wel fit en in staat om iets neer te zetten. We hoeven geen carrière meer op te bouwen, die tijd ligt achter ons. Maar misschien kunnen we nog wel iets betekenen, juist omdat we wat ouder zijn en naar de wereld kijken vanuit een eigen perspectief. Bovendien beschikken we over ruime middelen en grote netwerken: familie, vrienden, collega's, zakelijke relaties.

Wij 'medioren' bevinden ons tegen het einde van onze materiële loopbaan, op de top van ons vermogen om te geven en te inspireren. Eigenlijk is dit een prachtpositie. Op onze 'gezegende' leeftijd hebben we heel wat bagage verzameld. Als ik mijn eigen hart kijk, vind ik daar wijsheid en ervaring maar ook twijfel en onzekerheid, aftakeling en verzet maar ook moed en acceptatie. We staan op een punt in ons leven waar we eerlijk kunnen worden over wat we hebben bereikt en wat niet is gelukt. We komen langzaam toe aan het opmaken van de balans. Hier hebben de keuzes in ons leven ons gebracht, hier staan we nu. We kijken terug en we kijken vooruit. Wat wacht ons daar: de ouderdom, de geraniums, de dood? De verstilling, de wijsheid, het hogere? Wat valt er nog te doen? Kan ik nog iets betekenen?

Het woord medior doet denken aan mediocre, middelmatig. Dat vind ik wel aardig. In deze narcistische tijd is middelmatigheid een schrikbeeld. Iedereen wil bijzonder zijn, beroemd worden, opvallen. Dat is mij niet vreemd, maar middelmatigheid is een goed medicijn. Door mijn middelmaat te erkennen, land ik tussen de mensen. Mensen zoals wij allemaal. Natuurlijk, iedereen is uniek. Iedereen heeft bijzondere kwaliteiten. De een is mooi, de ander slim of lief of grappig. Dat is fijn, maar het maakt je niet tot iets bijzonders. Het maakt je tot één van zeven miljard aardbewoners. Of zoals Pema Chödrön zegt: 'Just like me' als therapie om oordelen te erkennen. Wat een lelijk wijf zeg, just like me. Wat een grote bek heeft die kerel. Just like me. Maar ook: hij is behoeftig, zij lijdt pijn, hij praat grappig, die ziet er goed uit. Just like me and seven billion others...

Hoe worden wij (w)aardig oud? Hoe kun je oud worden en oud zijn met enige gratie? Het antwoord daarop weet niemand, en dat is niet verwonderlijk. Ik ben geboren in 1952. Mijn ouders behoorden tot de generatie die de tweede wereldoorlog nog bewust had meegemaakt. De eerste generatie in de geschiedenis die massaal 80-plus is geworden. Mijn grootouders stierven tussen hun 65ste en 75ste jaar. Tachtig heette toen 'de leeftijd van de sterken'. Dankzij allerlei medische ingrepen leefden mijn ouders bijna 20 jaar langer. Tachtig is nu heel gewoon, maar zij waren de eersten. Daarom moesten ze het doen zonder voorbeeld. 

Wij hebben de vorige generatie als voorbeeld, en daar word ik niet blij van. Ik zie veel ouderen sukkelen met kwalen en gebreken. Fysieke en mentale aftakeling. Veel bejaarden kwijnen weg in complete afhankelijkheid. Oude mensen klagen veel, of ze lijden in stilte - de uitzonderingen daargelaten. Zo wil ik niet oud zijn. Liever spiegel ik mezelf de illusie voor, dat ik gezond oud ga worden. Ik maak mezelf ook wijs, dat ik dat zelf in de hand heb. Ik eet gezond, ik beweeg, ik rook en drink niet, ik blijf aan het werk. Als ik niet oppas, geloof ik dat ik daarmee de dementie en de immobiliteit kan afweren. Maar natuurlijk weet ik beter: gezonde, vitale ouderen zijn de uitzondering, niet de regel. Hoe gaan we daarmee om? Hoe kunnen we straks met rechte rug en opgeheven hoofd de catastrofe tegemoet treden? Dat is de grote vraag waarover we het moeten hebben met elkaar. Want erover praten helpt, is mijn ervaring.

De toon waarop ik schrijf is niet altijd zo aardig als ik zou willen. Soms klink ik kwaad. Dat betekent niet dat ik voortdurend het ene oordeel aan het andere rijg. Ik ben ook niet negatief over wat ik om me heen zie gebeuren. Ik heb daar wel vaak een uitgesproken mening over, en ik ben niet overal blij mee. Toch is de grondtoon in mijn leven opgewekt en optimistisch. Ik geef om mensen en om liefde, schoonheid, ruimhartigheid en grootmoedigheid. Maar ik zie ook kleinzieligheid, zuinigheid, egoïsme, lafheid, domheid en gebrek aan humor. Daar heb ik begrip voor, omdat ik snap dat mensen soms niet méér in huis hebben. Maar ik word er ook kriegel en kwaad van, omdat kleinheid en domheid zoveel schade aanrichten. Dan wordt mijn toon scherp en mijn stem luid. Omdat het zo veel mooier, breder, ruimer en grootmoediger kan. Maar kijk ik dieper naar de pijn, dan komt er verdriet en machteloosheid boven. En uiteindelijk compassie, medeleven. Dan wordt het stil.

Eind 2015 is de reclame van een Duitse supermarkt viral gegaan. Lief opaatje dreigt alleen te blijven met kerst. Al zijn kinderen hebben het te druk met hun eigen levens om kerst met hem te vieren. Dan krijgen ze plotseling bericht: vader is overleden. Rouwend komen ze samen in het ouderlijk huis. En wat treffen ze daar aan: een springlevende opa en een feestelijk gedekte tafel! De boodschap: kennelijk moet je als oudere sterven om gezien te worden. Dat verhaal spreekt kennelijk veel mensen aan. Oudere kijkers zijn verongelijkt vanwege de egoïstische kinderen. Hun kinderen voelen zich schuldig omdat ze niet genoeg geven om hun ouders, die toch alles hebben gegeven voor hen.
Ik word er kwaad van. Ik heb twee volwassen kinderen en twee wolkjes van kleinkinderen. We hebben een liefdevolle en betekenisvolle relatie. Ik geniet van hen en zij hebben lol met mij en mijn fratsen. In mijn beleving is hier sprake van een gelijkwaardige uitwisseling. Ik zie ook een ontwikkeling waarin de rollen langzaam worden omgedraaid. Ooit waren zij van mij afhankelijk. Straks zijn zij de ruggengraat van de samenleving en sta ik misschien meer aan de zijlijn. Het kan zijn, dat zij mij dan meer inspireren dan ik hen. Dat betekent niet dat zij de plicht hebben om voor mij te zorgen. Dat zou ik vreselijk vinden. Wat dat betreft sta ik in een goede traditie: mijn vader weigerde vriendelijk maar beslist de uitnodiging van een van zijn zoons om bij hem in te trekken. Dat vond hij niet passend: mijn broer had zijn eigen gezin. Ik snapte dat wel. Mijn kinderen hebben ook hun eigen leven; bejaarde vaders verzorgen is niet hun ambitie. Ik heb liever dat ze voor zichzelf en voor hun kinderen zorgen.

Hoe kan 't anders? In het voorbeeld van opa en de kerst: je kunt ook iets verzinnen dat voor je kinderen interessant is. Verkleed je als Kerstman en ga langs met een zak vol cadeautjes. Of maak een mooi feest met je eigen vrienden. Ga iets bijdragen in het buurthuis. Laat je verwennen door het Leger des Heils of de Rotary. Of geniet van de stilte en ga mediteren tijdens de kerst. Dat zou mijn meer passen dan de hele familie de stuipen en het schuldgevoel op het lijf jagen door mijn dood te faken. De energie en de creativiteit die dat vergt, zou ik liever aan iets beters besteden.
Waar ik van schrik, is de sentimentele manier waarop de adverteerder en het reclamebureau inspelen op de schuldgevoelens, verwijten en conflicten tussen de generaties. Dat zo'n verhaal werkt, illustreert hoeveel verwarring er heerst in de verhouding tussen de generaties. Het zijn dezelfde sentimenten als worden ingezet door de ouderenpartijen en bejaardenbonden. De oudere generatie heeft hard gewerkt voor onze welvaart krijgt nu ondankbaarheid als beloning. 

Ik ben het daar niet mee eens. Met zo'n verongelijkte houding wil ik niet in naar de jongere generatie kijken. Zo wil ik niet in het leven staat. Ook niet nu ik oud ben. Want oud is niet zielig. Oud is de moeite waard. Oud is mooi.

Tuesday, August 23, 2016

Will you still need me when I'm 64?

Van al mijn verjaardagen heeft mijn 60ste de meeste indruk op mij gemaakt. Ik stel mezelf vragen en ga op zoek naar antwoorden. Een diepere betekenis van A Good Place to Die... hoe kunnen we waardig oud worden?

Zeker, andere verjaardagen waren ook bijzonder. De verjaardagen in mijn kindertijd natuurlijk. Ook mijn 21ste en mijn 30ste. Mijn 40ste verjaardag luidde een stevige midlife crisis in, ongemakkelijk maar erg productief (zo'n crisis gun ik iedereen ;-). Op mijn 50ste werd ik 's morgens wakker met het verontrustende besef: jeeeh, dát is snel gegaan, gisteren was ik nog 18. Maar die verontrusting ebde snel weer weg. Mijn 60ste verjaardag was anders. Ineens wist ik: nu ben ik een oude man. Niet stokoud. Niet seniel. Maar mijn leeftijd is ook niet meer middelbaar. Ik ben oud, mijn haar is grijs, ik beweeg niet meer zo soepel en als ik iets vergeet denk ik dat het aan mijn leeftijd ligt. Mijn huid begint te rimpelen, ook op onverwachte plekken. Er groeit haar uit mijn oren en mijn neus. Mijn tandvlees trekt terug en ik heb een leesbril nodig.

Inmiddels ben ik 4 jaar verder en nog steeds ben ik bezig met mijn leeftijd en met ouder worden. Ik praat erover met andere ouderen. Met vrienden, met mijn kinderen. Ik organiseer zelfs dialoog-gesprekken over ouder worden en ik heb plannen voor workshops met ouderen. De belangrijkste vraag die ik stel aan mezelf en aan anderen: hoe kunnen we waardig oud worden?

Ik zoek naar antwoorden op deze vraag en op vragen die daarvan zijn afgeleid. Kunnen wij het beter doen dan de vorige generatie? Onze ouders waren de eersten die massaal zo oud werden. In zekere zin zijn zij overvallen door de mogelijkheden die de medische wetenschap ons biedt. Kunnen wij onszelf beter voorbereiden dan zij? Hoe pakken we dat aan? Welke keuzes hebben we, en kunnen we extra ruimte scheppen - voor onszelf en voor de samenleving?

Het thema heeft mij de afgelopen jaren niet losgelaten. Het heeft me ook veel opgeleverd. Interessante gesprekken met andere ouderen. Frisse gezichtspunten in boeken, artikelen en websites. Het is geen onderwerp dat op ieders lip ligt, maar als je het aansnijdt blijkt dat veel mensen ermee bezig zijn. Meestal hebben ze wel vragen, maar geen antwoorden. En als iemand een antwoord heeft, is dat vaak heel persoonlijk. Dat geldt ook voor mij. Ik vind de vragen over ouder worden net zo interessant als de antwoorden. Erover praten brengt meer helderheid en een zekere rust. Soms, niet zo vaak, resoneert een idee of een gedachte. En ik heb in mijn zoektocht - in gesprekken en tijdens het schrijven van dit boek - enkele waardevolle ontdekkingen gedaan.

In gesprek zijn over ouder worden, met mezelf en met anderen, heeft me erg goed gedaan. Vooral de ontdekking dat dit een onderwerp is dat ons allemaal aangaat. Ik sta niet alleen in mijn verbijstering over dit merkwaardige fenomeen. Daarom ga ik mijn zoektocht naar antwoorden delen met anderen. Wie zich aanmeldt voor dit blog, krijgt regelmatig een brockje gedachtevoer aangeboden. 

Welkom aan boord!


Wednesday, January 27, 2016

Ouder worden en wonen


Ouderen moeten langer zelfstandig blijven wonen. Dat hebben we zo afgesproken met elkaar. Hoe pakken we dat aan? Is het antwoord: allemaal blijven zitten waar je zit en de mevrouw van de thuiszorg komt eens per week stofzuigen? Of kunnen we nog iets anders bedenken?

In 2014 bedacht de overheid dat ouderen langer zelfstandig moeten blijven wonen. Veel bejaardenhuizen sloten toen de poorten. Duizenden oude mensen moesten ineens gaan verkassen, ook al woonden ze al 20 jaar op dezelfde plek. Oude vriendinnen werden elk naar een ander stadsdeel afgevoerd. 

Deuren dicht
De eisen voor toelating tot een 'woonzorgcentrum' werden drastisch opgevoerd. Ook als je behoorlijk dementeert en jezelf niet meer kunt aankleden, kom je er nu niet meer in. Tegelijkertijd werd gekort op de budgetten voor de dagopvang van bejaarde burgers. Mensen die thuis woorden maar overdag werden opgevangen, stonden ineens helemaal alleen. Moederziel achter de geraniums. Of dood, want in de tweede helft van 2014 stierven ze bij bosjes.

Mijn vader heeft dat niet meer meegemaakt. Hij was in april 2014 overleden op 93-jarige leeftijd. Hij zou daar ook niks van hebben gemerkt, want hij was flink dement. En hij had mazzel: zijn pensioen was net ruim genoeg voor een relatief luxe opvang. In zorgboerderij 'Boven Paede' is hij met zorg, deskundigheid en heel veel liefde omringd, tot voor hem de laatste gong sloeg. Deze zorgboerderij draait op een kern van doorgewinterde professionals en een grote groep vrijwilligers uit het dorp. Toen pa daar nog woonde, waren wij ons er allemaal van bewust hoe goed hij het had getroffen. De sfeer is er huiselijk, de verzorgers hartelijk. Iedereen heeft er alle tijd en er is veel ruimte voor persoonlijke accenten. Bovendien knapte pa daar op, omdat er veel aandacht was voor activering. En activering is cruciaal voor mensen met dementie. Dus spelen de bewoners spelletjes, maken wandelingen in de tuin en de omgeving, werken in de kas, praten met de dieren en maken ritjes op de duofiets. De feestdagen worden uitbundig gevierd, waarbij de familie nadrukkelijk is betrokken. Zo harmonisch wil iedereen wel uit-faseren.

Helaas is zo'n opvang maar voor weinigen weggelegd. Ik zou het zelf ook niet kunnen betalen van mijn AOW plus een aanvullend pensioentje. De meesten van ons komen ergens anders terecht. Maar waar?

Een van de grootste problemen onder ouderen is eenzaamheid. Nu is daar van alles aan te doen. Dat heeft onder andere het programma 'Nooit Meer Alleen' laten zien. Je kunt er op uit, aansluiting zoeken bij buurtgenoten, gezamenlijk activiteiten ontwikkelen. Ook de manier waarop we wonen is een ingang om iets te doen aan eenzaamheid. Als hun partner wegvalt, blijven veel ouderen alleen achter in een (te) grote woning. Is dat een huurhuis, dan wordt verhuizen naar een kleinere woning kostbaar. Je bent dan als huurder je voordelige huur kwijt. Dat brengen veel mensen niet op. Woningbouwverenigingen studeren nu op manieren om huurders hun voordeel te laten meenemen als ze een grotere woning verruilen voor een kleinere. Dat zou mooi zijn, vooral als die woning goed bereikbaar is als je straks wat strammer wordt of een rollator nodig hebt. Het is ook een goed idee, omdat wij zo plaatsmaken voor huishoudens die wel wat meer ruimte kunnen gebruiken.

Samenwonen met z'n allen
Maar dan zit je daar nog steeds alleen, in je kleinere woning op de begane grond of met een lift. Veel van mijn leeftijdgenoten studeren al jarenlang op oplossingen voor collectief wonen. Ze zouden het liefst met een groepje mensen een groot pand kopen of huren. Een vriend van me heeft het over een 'zorgkasteeltje'. Daarin krijgt iedere bewoner of stel dan een eigen unit, maar we delen een woonkamer, de tuin, de krant en/of enkele andere voorzieningen zoals een wasmachine en een droger. En we kopen gezamenlijk zorg in als die nodig is. 

De modellen voor woongemeenschappen zijn voorhanden; er is behoorlijk wat ervaring mee opgedaan sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Het blijkt alleen erg lastig om geschikte panden te vinden. En er dreigt heel veel vergaderd te moeten worden over de vraag: wat doen we samen en wat regelt iedereen afzonderlijk? Er bestaan wel Centraal Wonen groepen, maar die zijn niet speciaal gericht op ouderen. Ik kan me voorstellen, dat een woongroep gebaat is bij een gezamenlijke doelstelling. Liefst iets dat de eigen behoefte overstijgt, maar wel aansluit bij de samenstelling van de groep. Samen een meditatiecentrum runnen bijvoorbeeld, of een vrijwilligerscentrale. Of een grand café met klassieke muziek. Een openbare leeszaal met een koffiehoek. Of een combinatie van al die dingen: een meergeneratiehuis.

"En als ik straks zorg nodig heb?"
Bij ouderen speelt nog een belangrijke vraag: hoe organiseren we de zorg als straks de ouderdomsgebreken toeslaan? In een dorp in Duitsland hebben ze voor deze vraag een simpele oplossing. De vitale ouderen zorgen voor de kwetsbare. Voor de tijd die ze daaraan besteden, ontvangen ze geen geld maar zorgtegoed. Daarmee kunnen ze straks hun eigen zorg betalen als het nodig is. In Duitsland hebben ze nog een andere oplossing bedacht die goed werkt: het Mehrgenerationenhaus (MGH)

In zo'n meergeneratiehuis ontmoeten - de naam zegt 't al - mensen van alle generaties elkaar. Het idee erachter: iedereen die aandacht of aanspraak of zorg zoekt of wil geven, kan altijd terecht in het MGH. Waarom zou je relatief eenvoudige en alledaagse dingen, zoals kinderopvang of dagbesteding voor ouderen, uitbesteden aan professionals? Als je elkaar aanspreekt op wat je samen kunt doen, blijkt een gemeenschap ineens te beschikken over erg veel talent en ervaring. Zo kunnen ouderen prima op kinderen passen. Kinderen spelen graag samen in een speelgoedhoek. Opa's repareren huishoudelijke apparaten. Moeders bakken samen met oma's een appeltaart. En in een winkeltje kun je heel goed (kinder)kleding en cadeautjes kopen en verkopen. Met de koffiebar is wat geld te verdienen, met de appeltaart trouwens ook. Mensen eten graag samen en wie kookt, eet voor niets en hoeft niet af te wassen. Over het principe van het MGH is goed nagedacht. Het is uitdrukkelijk niet gericht op bepaalde doelgroepen. Het moet elke dag de hele dag open zijn, en toegankelijk voor iedereen. 

De plaatselijke gemeenschap moet het zelf dragen. Het concept blijkt zo goed te werken in de praktijk, dat de Duitse regering nu al 400 MGH-zen subsidieert. Per MGH legt de overheid 30.000 euro in. De plaatselijke gemeenschap moet zelf ook nog 10.000 euro bijdragen, eventueel in natura - een pand bijvoorbeeld. De rest regelen de mensen zelf, want elk MGH moet zichzelf bedruipen. Totale budget: 16 miljoen euro voor 400 huizen. Zo stimuleert het MGH bewust het ondernemerschap van de bewoners van het dorp of de wijk. Dat blijkt heel goed te werken. De bezoekers/klanten van het MGH bedenken en organiseren zelf allerlei activiteiten. Van zangklasjes tot breiclubs. Van repair-cafés tot ruilbeurzen. Van kinderopvang tot huiswerkhulp en computerles. Wat ze maar bedenken en opzetten.

In principe wonen ouderen niet in het MGH. Actieve participatie aan het plaatselijke MGH stelt ouderen juist in staat om langer zelfstandig te blijven wonen. Want zo lang mogelijk thuis blijven wonen is natuurlijk ook de trend in Duitsland. En (bijna) niemand verhuist graag naar een kamertje in een woonzorgcentrum. Dat doe je alleen als het zelfstandig niet meer lukt. Maar er zijn ook allerlei woonvormen tussen op je eentje wonen en een verzorgingshuis. Mij lijkt het interessant om een pand in te richten met op de begane grond een MGH met een kinderopvang, een grand café en ruimte voor allerlei activiteiten. En op de eerste etage een woongroep van ouderen met een wisselruimte voor tijdelijke logés. Of desnoods een Airbnb.

Ik weet trouwens niet of mijn vader zo'n MGH had zien zitten, als er een bij hem in de buurt was geweest. Ik denk van wel, want als oude schoolonderwijzer was hij dol op kinderen. Hij kon prachtig verhalen vertellen en daar genoot hij zelf ook zichtbaar van. Ik kan me goed voorstellen dat het zijn dementieproces had vertraagd. Mijn moeder zou zich waarschijnlijk hebben thuis gevoeld als een vis in het water. Ik zie haar in no time een volksdansgroepje en een handwerkclub organiseren. En verder zou ze zich hebben ingespannen voor een zonneterras, want daar hield ze nog het meeste van. Lekker in het zonnetje zitten.

Commercieel geslaagd, maar de plank gemist
De combinatie van lekkere koffie, luxe hapjes, een speelhoek en een winkeltje heeft zich afgelopen jaar gemanifesteerd op twee plekken in mijn directe buurt. Twee winkelpanden zijn omgebouwd tot koffieshop voor moeders met kinderen. Heel gezellig, en interessant dat zo'n concept aanslaat. Want het is er lekker druk. Kennelijk voorziet dit in een behoefte bij jonge moeders om de kids even los te laten en een volwassen gezicht te zien. Helaas ontbreekt het meer-generatie element. Er komen nauwelijks ouderen. Er ontstaat ook nauwelijks interactie tussen de bezoekers, terwijl al deze moeders en een enkele vader toch allemaal uit dezelfde buurt komen (en tot dezelfde welstandsklasse behoren). Nee: iedereen blijft aan zijn eigen tafeltje zitten. De tafels zijn ook allemaal klein; er is geen grote leestafel. De bezoekers praten wel met de barmevrouw, maar niet met elkaar. Jammer.


Het programma Tegenlicht van de VPRO (24.11.2014) maakte een reportage over het MGH in het Duitse Salzgittter:
http://www.uitzendinggemist.net/aflevering/295961/Tegenlicht.html

Sunday, December 7, 2014

A Good Way to Die


*** Scroll down to the English version of this blog.

In mijn vorige blog 'A Good Time to Die' schreef ik over tijdig afscheid nemen van dit aardse paradijs. Dit blog gaat over het sterven zelf. Te luguber allemaal? Valt wel mee, denk ik.

Sterven is een onderwerp dat de meeste mensen liever vermijden. Dat is vreemd, want dat we op een dag doodgaan is zo ongeveer de enige zekerheid die wij mensen delen. Hoewel een enkeling daar anders over denkt. Google hotshot Ray Kurzweil (67) beweert in zijn boek 'The Singularity is Near', dat de wetenschap ons binnen enkele decennia in staat zal stellen om te versmelten met onze technologie. Nanorobots kunnen de veroudering keren en onze organen en ons brein langzaam vervangen door slimme masjientjes. Zo scheppen we onze eigen opvolgers en worden we hyperintelligente cyborgs. Klaar om de Melkweg te veroveren en materie bewust te maken.

Dat is een mooie visie, maar ik vrees dat ik dat net niet meer zal meemaken. Ik denk dat de cyborg fase buiten mijn bereik ligt en dat ik ook mijn bewustzijn niet meer zal kunnen downloaden in een supermachine. Met andere woorden: er zit niets anders op dan ouderwets te sterven. Dat vind ik jammer, want ik ben enorm nieuwsgierig hoe het verhaal verder gaat. Het idee dat het heelal langzaam zelfbewust wordt, en dat wij daarin eeuwig kunnen reizen en andere intelligente wezens ontmoeten en... geweldig!

Hoe erg is het om gewoon dood te gaan?
Tsoknyi Rinpoche schrijft in 'Fearless Simplicity' over een medewerker die compleet uitfreakt als hij te horen krijgt dat hij niet meer lang te leven heeft. Tsoknyi's vader is daarentegen een voorbeeld van non-clinging: op een dag loopt hij bij zijn zoon binnen en kondigt aan dat het zo langzaam tijd wordt om te gaan. Kwansuis bijna, alsof hij zegt dat hij naar de andere kamer gaat. Een paar dagen later is hij dood.
Ik snap dat zo'n houding makkelijk is naarmate je sterker gelooft in reïncarnatie, maar toch. Voor mij is Tsoknyi's pa een lichtend voorbeeld. Ik denk ook dat sterven nogal wordt overschat. We creëren er een hoop drama omheen, maar dat hoeft helemaal niet. Het moment van sterven zelf is maar kort, en wat daarna komt hangt volgens mij niet af van de heisa die we er omheen maken.

Ik heb eens een visioen gehad over doodgaan. Afscheid nemen van mijn kinderen vond ik daarin het lastigst. Zoveel liefde..! Tegelijk maakte het besef van mijn kinderen het loslaten van het leven juist gemakkelijker. Ooit wordt het tijd om plaats te maken voor mijn kleinzonen Olivier en Philip Harry. Tijdens mijn visioen werd me ook zo duidelijk hoe ondankbaar het is om nóg meer te verlangen van dit bestaan dat mij al zoveel overvloed heeft geschonken, een leven lang. Ooit is het mooi geweest. En toch is het verdrietig dat zo veel moois, dat deze prachtige wereld die ik heb geschapen, ooit zal ophouden te bestaan. Maar zo gaat het wel, want niets blijft...

Wat mij ook helpt, hoop ik, als het zo ver is: mezelf de Zijngeoriënteerde vraag te stellen: "En wat sterft er eigenlijk?" Immers, het bewustzijn is tijdloos, nooit geboren nooit gestorven. Alleen mijn persoonlijkheid, deze illusie die zich Harry droomt, zal onvermijdelijk vervliegen. Appeltje eitje.


******************************************************************************


A Good Way to Die

A few weeks ago, in my last blog 'A Good Time to Die', I wrote about a timely demise from this earthly paradise. This blog is about dying itself. Too creepy, you think? I may not be so bad, really.

Most people try to avoid the subject of death and dying. Yet, the fact that we will one day die is about the only certainty we share as humans. Although some people would politely disagree. Google hotshot Ray Kurzweil (67) is one of them. In 'The Singularity is Near' he claims that within a few decennia, science will enable us to merge with our technology. Nanobots will then reverse the aging of our bodies and we will replace our vital organs and even our brains with smart little machines. In this way we shall create our own successors and become hyper-intelligent cyborgs. Ready to conquer the universe and make all matter conscious of Self.

Kurzweil's is a wonderful grand vision, but I fear that I won't live to witness its realization. I think the cyborg era will be just out of the reach of my lifetime, so I will not be able to one day download my consciousness into a super machine. In other words: I'll have to just die the old fashioned way. That's a shame, really, because I am sooo curious as to how the human story unravels. The mere idea that the entire universe will one day become self-conscious and we will explore the stars and meet other hyper-intelligent beings... wow!

How bad is it to just die?
Tsoknyi Rinpoche describes in 'Fearless Simplicity' how someone totally freaks out as he learns that he will die soon. In contrast, Tsoknyi's father offers a perfect example of non-clinging: one day he enters his son's office and announces that he feels it will be time to go soon. Almost matter of fact, as if he tells his son he's going to another room in the house. A few days later, they find him dead in his bed.
I understand that such an attitude is easier to attain if one firmly believes in reincarnation, but still. To me, Tsoknyi's dad is a shining example. I also think dying is grossly overrated. We just create a lot of drama around it, but there really is no need. The moment of dying is short, and what comes next is not dependent on the fuss we make around it.

I once had a vision about dying. In that vision, saying goodbye to my children was the most difficult aspect of dying. So much love..! At the same time, the notion of having descendants makes letting go of life also easier. Time to make space for my grandsons Olivier and Philip Harry. My vision also showed me how ungrateful it is to ask for even more from this existence. It has given me so much abundance, all my life. So enough is enough, one day. Still, it is sad that so much beauty, this wonderful world I have created, will one day cease to exist. But that is what will happen, since nothing is permanent.

What also helps, is to ask myself the Zijngeoriënteerde question: "And what is it that will die then?" For consciousness is timeless, never born never dying. Just my personality, this illusion that dreams itself Harry, will inevitably fade away one day. Big deal.

Monday, November 24, 2014

A Good Time to Die


'A Good Time to Die'

Een half jaar geleden is mijn vader overleden. Hij is 92 geworden. Mijn moeder is zeven jaar geleden gestorven, op 84-jarige leeftijd. Ik ben nu 62. Sinds mijn 60ste verjaardag houdt het ouder worden mij bezig.

In de bloei van haar leven was mijn moeder een gezonde, sterke vrouw. Ze baarde zeven zonen, begon op haar veertigste nog een loopbaan als lerares en gaf tot haar zeventigste volksdansles aan oudere mensen. Ze was verontwaardigd toen de leiding van het bejaardentehuis haar te verstaan gaf, dat ze nu toch echt te oud was om nog langer voor de klas te dansen. De enige kwaal die ze had, was een versleten heup. Nadat die was vervangen, was moeder weer elke ochtend te vinden in het zwembad, waar ze op de fiets naartoe ging. Tot haar 79ste. Toen begon ze te sukkelen met haar gezondheid. De laatste vijf jaar van haar leven ging ze het ziekenhuis in en uit. Eerst sloeg haar schildklier op hol. Daarna kreeg ze last van haar hart en haar longen. Ook brak ze diverse keren een bot. Ze had een rollator nodig en later een rolstoel. Ook kwam er een scootmobiel.

Moeders laatste jaren
Toen haar gezondheid verder achteruit ging, werd mijn moeder klagerig en veeleisend. Ze liet mijn vader opdraven voor het kleinste boodschapje. Ze lag veel in bed en het huis verslonsde. In het dorp kreeg ze de reputatie een beetje zonderling te zijn. Bij de supermarkt probeerde ze soms af te dingen op de boodschappen. We schaamden ons een beetje voor haar, omdat ze altijd speciale wensen had en zich overmatig familiair gedroeg tegenover mensen die haar bedienden in winkels en restaurants. Moeder leek zelf ook niet meer veel plezier te hebben in het leven. Alleen als de zon scheen en zij goed ingepakt in de tuin kon zitten, genoot ze zichtbaar. Inmiddels verspijkerde ze een klein vermogen aan medische voorzieningen en ze slikte dagelijks een handvol pillen. Ten slotte kwam het einde toch nog redelijk onverwacht. Ze viel, raakte buiten bewustzijn en was binnen een etmaal gestorven. Mijn vader achterlatend in vertwijfeling en ontreddering. Hoe had dat kunnen gebeuren?!

Vaders overtuiging

Mijn vader heeft 30 jaar lang in de overtuiging geleefd, dat hij als eerste zou overlijden. Op zijn 57ste kreeg hij een hartinfarct en zijn eerste bypasses. Hij ging met vervroegd pensioen en had tien jaar later nog een bypass operatie nodig. Ook werd zijn galblaas weggenomen en werd hij geholpen aan een aneurysma in zijn aorta. Rond zijn 80ste begon hij te dementeren. Of dat iets te maken had met zijn hoge alcoholgebruik, is nooit zo duidelijk geworden. Het eerste dat hij merkte, was dat hij zijn eigen huis voorbij fietste. Dat vond hij aanvankelijk wel grappig. Ook later schikte hij zich verbazingwekkend gemakkelijk in zijn 'kortetermijngeheugenprobleem'.

Op de zorgboerderie
Moeders dood na 56 jaar huwelijk was een zware schok voor hem. Een jaar daarvoor waren ze verhuisd naar een aanleunflat in Beilen waar ze zich eigenlijk nooit echt thuis hadden gevoeld. Zijn conditie holde achteruit en hij zat dagenlang snooker op tv te kijken in z'n eentje. Sociale contacten leggen en onderhouden was moeders afdeling geweest. Een van zijn zes zoons riep een familieberaad bijeen en stelde voor om pa naar West-Friesland te halen, want daar was een zorgboerderij die bijzondere zorg leverde aan demente bejaarden. Met een bijdrage van de AWBZ en tegen inlevering van bijna zijn hele pensioen, kon vader daar terecht. De zorg was er geweldig: liefdevol, persoonlijk en professioneel. Met de andere acht demente bewoners heeft mijn vader nooit veel op gehad, maar hij was dol op de verzorgsters. Engelen waren het.

De aftakeling
Ondanks allerlei stimulerende maatregelen en activiteiten ging mijn vaders conditie langzaam maar zeker achteruit in de vijf jaar die hij doorbracht op de boerderie. Lange tijd was hij een van de 'beteren'. Hij kon nog praten, hij bleef opgewekt, hij kon nog zelf naar de WC en zich aankleden. En zolang hij geen pijn leed, was hij blij met elke dag die zijn Schepper hem nog schonk. Maar wij die hem met enige regelmaat bezochten, zagen hoe hij zich niet meer goed kleedde. Zijn gulp stond soms open en zijn hemd ging uit z'n broek. Hij vergat stukjes bij het scheren en hij peuterde in zijn oren tot het bloedde. Hij had ook moeite met z'n hoortoestel en geen idee wat er die week was gebeurd of wie hem had bezocht.

Keuzes maken

Telkens als hij ziek werd, nam zijn conditie een duik waarvan hij niet meer terugveerde. Ruim een jaar vóór zijn dood kreeg hij nog een longontsteking die ternauwernood kon worden gestopt met antibiotica. De laatste jaren kampte hij met kwakkelende nieren en toenemende vermoeidheid. Ook de mensen om hem heen verloren langzaam terrein. De oud-gezagvoerder van de KLM stopte met praten. De spraakzame mevrouw in de fauteuil tegenover hem begon zichzelf steeds vaker te herhalen; haar repertoire werd hoorbaar kleiner. De onhebbelijke mevrouw met de snerpende stem raakte steeds dieper in paniek. Ik kon goed begrijpen waarom pa niet veel op had met balletje gooien en andere kinderspelletjes. Van liedjes zingen uit de oude doos hield hij wel, dat gaf hem energie. Meefietsen op de fietskar deed ie ook graag. En puzzelen: dagenlang Zweedse doorlopers oplossen, tot ruim een jaar vóór zijn dood.

De tol van de ouderdom
Sommige familieleden hadden een zware dobber aan de dementie van hun ouders. Een van mijn broers was arbeidsongeschikt en investeerde veel tijd in vader. Theo regelde de financiën, was aanspreekpunt voor de verzorging en nam pa mee naar de opera waar hij zo van genoot. Toch beweerde vader dat hij Theo bijna nooit zag, hij kreeg sowieso nauwelijks bezoek. Terwijl er elke week minstens twee van ons bij hem langsgingen. Sommige boerderijbewoners hadden nog een echtgenoot, andere een actieve zoon of dochter. Bijna alle kinderen - de meesten zelf ook al vijftig- of zestigplus - gaven te kennen, dat ze de toestand van hun ouders niet makkelijk vonden maar ze zagen ook niet echt een alternatief. De dochter van de spastische vrouw, die haar moeder bijna dagelijks bezocht, had haar promotieonderzoek opgegeven om vaker bij moeder te kunnen zijn. Einde carrière.

Bij navraag bevestigde mijn vader dat hij het leven nog wel de moeite waard vond, ook al zat hij dagenlang in zijn stoel naar buiten te kijken en kon hij over niets anders meer praten dan over het weer - en dat in dezelfde woorden, om de tien minuten. Angst om dood te gaan had hij niet, beweerde hij, maar af en toe klonk daar toch iets van door. Euthanasie overwegen of medische behandeling weigeren was uit den boze, want tegen zijn (katholieke) geloof. Uiteindelijk bezweek hij aan nierfalen, na een doodstrijd van vier dagen. Twee maanden daarvóór herkende hij mij voor het eerst niet meer, al probeerde hij dat eerst nog te verbergen. Hij begreep niet dat ik zomaar zijn hand pakte. Dat was een angstig en pijnlijk moment, voor ons allebei.


Zij wijzen ons een weg
De generatie van mijn ouders is van voor de oorlog. Dit is de eerste generatie die de kans heeft gekregen om massaal de tachtig te overstijgen. Mijn moeder haalde 'de leeftijd van de sterken' dankzij toediening van een isotoop die haar op hol geslagen schildklier buiten werking stelde. Mijn vader dankzij twee openhartoperaties, operaties aan galblaas en aorta en jarenlange intensieve zorg. Allebei kregen ze in de laatste jaren van hun inmiddels moeizaam geworden leven een flinke longontsteking. Daarbij werd zelfs niet overwogen of behandeling nog wel zo'n goed idee was. Mijn moeder had een niet-reanimeren verklaring. Toen ze bijna haar laatste opname in het ziekenhuis nog even kort bij bewustzijn kwam, waren dat haar eerste, en laatste, woorden: "Denk eraan, ik heb een niet-reanimeren verklaring!" God bless...

De generatie van mijn ouders is de eerste die massaal zo oud wordt. Die niet alleen hun kleinkinderen geboren zien worden, maar ook hun achterkleinkinderen. Die kinderen hebben die zelf grootouder zijn en met pensioen gaan of het wat rustiger aan willen doen. Zij zijn de eersten die ook te kampen hebben met ziekten en kwalen die tot voor enkele decennia fataal waren, maar inmiddels chronisch zijn geworden. Van hen kunnen we leren hoe dat moet, oud worden. En hoe we het beter niet kunnen doen.

Realistisch worden
Om te beginnen met het laatste. Niemand van mijn leeftijdsgenoten die ik hierover aanspreek, wil oud worden met dementie, Parkinson, herseninfarcten en overgewicht. Niemand wil straks totaal afhankelijk zijn van de thuiszorg, passief worden zonder te kunnen bijdragen aan je omgeving of nog erger: een vegetatief bestaan leiden in een huis waar niemand tijd heeft om je luier te verschonen. Toch lopen we een groot risico dat precies dát gaat gebeuren als we oud worden. Want misschien ga je niet meer dood aan een hartinfarct, maar word je gereanimeerd met een flinke hersenbeschadiging als gevolg. En er komen steeds meer ziekten waar je niet meer aan dood hoeft te gaan, maar die wel een enorme aanslag doen op de kwaliteit van je bestaan.

Tijdig opstappen

Wat willen we dan wél? Nou, we willen graag fit blijven tot op hoge leeftijd. We willen zelf de baas blijven over de zorg die we krijgen. En we willen iets blijven betekenen voor onze omgeving - in de vorm van betaalde of vrijwillige arbeid. Zonder daarbij een beroep te hoeven doen op onze kinderen. Hen willen we immers niet in dezelfde positie brengen als waar onze ouders ons in hebben gebracht. Om nog maar te zwijgen van wat zij voor hun ouders moesten doen: ze in huis nemen en lichamelijk verzorgen, soms jarenlang. Om deze wens - kwaliteit op hoge leeftijd - te realiseren, zit er maar één ding op. Gezond leven, in beweging blijven - fysiek, mentaal, sociaal, spiritueel - en: tijdig opstappen als de kwaliteit van je leven definitief onder de maat komt.

Vier obstakels naar een waardig einde
Dat is heel gemakkelijk gezegd, maar lang niet zo eenvoudig om te doen. In de eerste plaats hangen we allemaal aan het leven. In veel gevallen verloopt de geestelijke en/of lichamelijke aftakeling vrij geleidelijk. Dat geeft je tijd om te wennen aan de mindere kwaliteit van leven. Een plakje salami eraf elke keer. Waarbij we maar al te graag geloven, dat het eigenlijk best meevalt. Tot je een schim bent geworden van de man of vrouw die je ooit was. En misschien heb je dat tegen die tijd niet eens meer in de gaten.
In de tweede plaats werkt je omgeving tegen. Kinderen vinden het vreselijk als hun ouders sterven, het maakt niet uit op welke leeftijd. Ze dragen er dus graag aan bij om jouw leven nog wat te rekken.
In de derde plaats vind je de traditionele geneeskunde op je weg: levens redden en rekken is de kerncompetentie van de arts en verpleegkundige. Tenzij jij je wensen goed documenteert en borgt met heldere afspraken, heb je geen schijn van kans dat je artsen je met rust laten en je begeleiden naar een waardige dood.
En tenslotte staat de maatschappij je in de weg. We vinden het onderwerp akelig en bedreigend, en we zijn als de dood dat we straks door de overheid worden gedwongen om de pijp vroegtijdig aan Maarten te geven. Daarom vermijden we het publieke debat, of verplatten het gesprek tot een discussie over de zorgkosten.

Wie betaalt de prijs?
Zorgkosten zijn trouwens wel een reële factor. Mijn beide ouders waren peperduur voor het pensioenfonds en voor de ziektekosten-verzekering. De kosten voor de gezondheidszorg rijzen de pan uit, en elke euro kunnen we maar één keer uitgeven. Als je me echt in het hart kijkt, vind ik de kosten/baten verhouding van de laatste levensjaren van mijn ouders buitenproportioneel. Dat geld had beter besteed kunnen worden, bijvoorbeeld aan onderwijs, aan voorlichting over gezonde voeding of aan wetenschappelijk onderzoek.

Een mooie leeftijd om te sterven
Ik ben niet van plan om anderen in dit verband de wet voor te schrijven. Wel denk ik aan de moeder van een goede vriendin in Amerika, die een bypass operatie weigerde omdat er zo veel mensen zijn die zich een dergelijke ingreep niet kunnen veroorloven. Dat vind ik een voorbeeld. De Amerikaanse bio-ethicus Ezekiel Emanuel stelde onlangs in een artikel in de The Atlantic, dat hij 75 jaar een goede leeftijd vindt om te sterven. Tot die leeftijd ben je redelijk bij de les en relatief fit. Je ziet je kleinkinderen nog hun start maken in het leven en het is een mooi moment om het patriarchaat of matriarchaat van je familie over te dragen aan je kinderen. Je gezondheidskosten rijzen nog niet de pan uit, mits je vanaf dat moment levensverlengende maatregelen weigert. Dus stelt Zeke voor om vanaf dat moment geen antibiotica meer te slikken en al vanaf een jaar of wat vóór je 75ste ook geen ingewikkelde onderzoeken meer te laten uitvoeren. Van actieve euthanasie is hij geen voorstander, maar hij heeft zich voorgenomen om vanaf 75 jaar het noodlot - of zijn genen - te laten zegevieren. Mocht hij tegen die tijd alsnog behoren tot die kleine minderheid die nog even fit en scherp is als met 60 jaar, dan is ouder worden géén probleem voor hem, maar een zegen. Voor hemzelf en de wereld.

Gewoon gáán
De vraag is: brengt hij tegen die tijd de moed op om nee te zeggen tegen de dokter met zijn spuit? En voor mij nog belangrijker: ben ik daar straks toe in staat? Ben ik realist en mans genoeg om op een dag de verschrikkelijke werkelijkheid onder ogen te zien - dat de wereld beter af is zonder mij..? En dan gewoon te gáán... Dat lijkt mij een mooi geschenk om voor te bidden.


[wordt vervolgd...]

Thursday, July 17, 2014

Nog steeds springlevend

De tijd vliegt en ik vlieg mee. Sinds mijn laatste blog zijn bijna drie jaar verstreken. Dat ik al die tijd niks heb geschreven, betekent niet dat er niks is gebeurd in mijn leven. Integendeel. Dochter Fleur is uitgevlogen naar Dubai en heeft twee mooie zoontjes gekregen. Zoon Kamiel heeft een huis gekocht en rijdt een dikke auto van de zaak. Mijn vader is dit jaar overleden, hij is bijna 93 geworden. Ik ben de 60 gepasseerd, grootvader geworden en vrienden met buurman Dolph. Heb een jaar lang een kantoor gehuurd bij München. Heb daar nog een vette motor staan. Norbert en Margit zijn uit elkaar, ze hebben allebei een nieuwe relatie. Een vriendin uit Duitsland heeft op bezoek in Amsterdam een hersenbloeding gekregen en moet maandenlang revalideren. Buurvrouw Lies heeft eindelijk de strijd verloren tegen de kanker; volgende maand krijg ik alweer nieuwe onderburen. Marianne is 'my person' geworden, Marjan een innige vriendin en Georgia een nabije levensgezel. Net als Joke en Gert-Jan, met wie ik de inspiratie van de dialogen deel. Tsaree staat op het punt te vertrekken naar Friesland, met medenemen van haar verrukkelijke Thaise keuken. Douwe komt juist dichterbij, Loek neemt wat afstand. Al die bewegingen worden helder als je ze bekijkt over een langere tijd... Mooi is dat, gracieus ook.

Eigenlijk is 'de tijd vliegt' een povere vertaling van 'tempus fugit' - 'de tijd vleidt', hij vlucht. Als een ongrijpbaar fenomeen dat ons altijd blijft ontglippen. Als zand door de vingers stromend, eeuwig wijkend. En wat blijft dan wel? De liefde misschien, die blijft altijd, maar dan niet gehecht aan iets of iemand. En Ik, zei de gek, maar dat klopt ook niet. Want niets blijft, helemaal niets, want alle permanentie is illusie, en dat is nou juist zo mooi.

En die plek om te sterven? Die heb ik dus nog niet gevonden, en eerlijk gezegd zoek ik niet meer zo hard. Ik geniet zo van mijn stad, Amsterdam, en van mijn schat, Sabine. Dat die twee niet op één plek zijn te verenigen, is lastig maar ook interessant. Het illustreert zo mooi de verscheurdheid die ik al mijn hele leven in mij draag. Die te omarmen en te zien dat mijn Gestalte daar helemaal geen probleem van maakt - dat is mijn weg. Of althans een aspect daarvan. Waarderen, doorzien, helder worden in het licht van de vluchtende tijd. Wat een bizar avontuur!

O ja, onlangs gaf Marianne mij in overweging om opiniestukjes te gaan schrijven. Dat lijkt me ook wel wat. Dan slaat de titel van dit blog wel nergens meer op, maar dat stoort me niet zo.